aai- ooi- oei
Je hoort de -j- achteraan, maar schrijf de -i-
Ik aai het varken.
De boer maait het gras.
De koe loeit in de wei.
Ik gooi de bal naar de hond.
Luchtwoord.
Hoor je na de korte klank en -g, dan schrijf je de -ch/ -cht.
lucht
zucht
lacht
vacht
wacht
zacht
Behalve bij hij ligt, hij legt, hij zegt.