Het kan vriezen, het kan dooien.
Het vriest dat het kraakt.
Bedenk woorden die beginnen met winter.
wintertenen
winterhanden
categorie 1: ou woorden
categorie 5: -eer/ -oor/ -eur
categorie 4: plankwoorden
koud
mouw
touw
hout
weer
meneer
deur
bank
pink
Ik heb het koud.
Ik hou van dit weer.
Ik pak mijn schaats
en een touw.
Het is koud.
Er ligt ijs.
Het huis is wit.
Wit van de sneeuw.
Ik maak een sneeuwpop.
En Bas speelt met de slee.
Ik pak een das en een muts.
De das is groen en de muts is geel.
Maak een tekening over de tekening.
kou
zout
fout
jas
das
muts
trui
bui
schaats
winter
sneeuw
vorst
sneeuwbui
glad
ijsbaan
strooien
sneeuwpop
8 februari sneeuwpret
9 februari weer naar school!
15 februari: code rood: Het is spekglad op de weg.
Leg de woorden op de letterdoos.
hut
rups
mug
nul
bus
zus
mus
huismus
Maak een woordweb over de winter
Maak met Kapla een winterlandschap