Hansje en Grietje verdwaalden in het woud
't was er zo donker, en ’t was er kil en koud.
Ze kwamen bij een huisje van koek en speculaas
Wie woont daar in en wie is daar wel de baas.
Hé, riep een stem en de heks keek om de hoek
Kom in mijn huisje van suiker en van koek.
De heks had boze plannen, dat zagen zij al gauw
Hans en Grietje waren slimmer dan die vrouw.
Want toen de heks voor de hete oven stond
Toen tilde Grietje haar zo maar van de grond.
Het deurtje klapte dicht en de kinderen waren vrij
Hansje en Grietje wat waren zij toen blij.